Een jonge koning Arthur wordt uit zijn slaap gewekt door nare dromen, over een jongen die koning wordt omdat hij een zwaard uit een steen trekt. Hij gaat naar Merlijn om zijn raad te zoeken, en Merlijn begint een eigen verhaal, over een jonge jongen met vreemde vermogens en visioenen. De jongen, Emrys genaamd, wordt in zijn dorp gevreesd als een demon. Uiteindelijk komt koning Vortigern en dwingt zijn dorp een toren voor hem te bouwen. De toren stort echter in. Zijn tovenaars adviseren hem een demonenjongen te vinden en zijn bloed op de grond te vergieten. Wanneer de jongen echter voor Vortigern wordt gebracht, voorspelt hij dat er een plas water onder de fundamenten van het kasteel ligt die het kasteel verzwakt. De arbeiders vinden een plas water en twee vreemde stenen, waaruit twee beesten tevoorschijn komen, een witte en een rode draak.