Inspecteur Sörensen heeft zich eindelijk teruggetrokken in de Friese provincie, maar hij heeft nog steeds te kampen met zijn eigen innerlijke demonen. Eenzaamheid, slapeloosheid en innerlijke rusteloosheid plagen hem, en hoewel hij er alles aan doet om te stoppen met het innemen van zijn medicijnen tegen de angststoornis, blijft hij gevangen in zijn psychologische kwelling. Op een donkere nacht rijdt hij bijna een jonge, gestoorde vrouw aan op de landweg. . Ze is ondervoed, draagt alleen een nachtjapon en is blind. Nadat ze eindelijk haar identiteit aan Sörensen heeft onthuld, begint zich voor hem een web van moord, religieuze waanzin en goed bewaarde geheimen te ontvouwen. Sörensen wordt niet alleen overweldigd door de schokkende situatie, maar ook door zijn eigen demonen, die weer macht over hem krijgen. De dorpelingen wijzen hem af, en als de angst hem weer in zijn greep krijgt, zal hij al snel beseffen dat het niet bij een lijk zal blijven.